Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar [96]de HEERE is [97]in Zijn heiligen tempel. [98]Zwijg voor Zijn aangezicht, [99]gij ganse aarde! 96. De ware levende en eeuwige God. 97. Hebr. in den tempel zijner heiligheid; dat is, in den hemel, gelijk Ps.11:4, vanwaar Hij alle dingen ziet; of in zijne gemeente, die Hij door Zijne tegenwoordigheid heiligt door de mededeling van zijnen Geest in Christus, en welke is de geestelijke tempel des Heeren. Sommigen verstaan hier ook den tempel te Jeruzalem, dien de Heere tot zijne woning had uitverkoren, om aldaar naar zijne wet geeerd en gediend te worden. 98. Dat is, onderwerp u hem in allen deemoed en nederigheid, en beken de gerech- tigheid zijner goddelijke oordelen. Verg. Job 29:9, en Job 21:5, en Job 39:37; Amos 6:10, en Amos 8:3; Zef.1:7; Zach.2:13. 99. Dat is, al gij inwoners des aardrijks.